Moeder met kinderen (1)

Marjolijn in het SW-Journaal

"Ik ben een enorme optimist"

Marjolijn Dölle, sinds 2015 directeur van WerkSaam Westfriesland (in Noord-Holland!), noemt zichzelf een rasoptimist. ‘Ik zie altijd kansen, zeker nu sociaal ondernemen de norm begint te worden.’ Een uitvoerig gesprek met deze fan van het sociaal domein, in wie stiekem een filosoof schuilt.

U bent directeur bij WerkSaam Westfriesland, hoe lang al?

Marjolijn Dölle: ‘Sinds 1 januari 2015. De vijf maanden daarvóór was ik kwartiermaker. WerkSaam is namelijk een fusieorganisatie die voortkwam uit het vroegere sociaal ontwikkelbedrijf Op/maat en de sociale diensten van de zeven gemeenten in Westfriesland.’

 

Wat verstaan we ook weer onder ‘Westfriesland’? Want die naam leidt nog wel eens tot verwarring. Althans, bij mij.

‘Westfriesland is een deel van Noord-Holland. Het gaat om de gemeenten Hoorn, Medemblik, Koggenland, Stede Broec, Drechterland, Opmeer en Enkhuizen.’

 

Heel verwarrend dus, die naam!

‘Ja, dat is hij. Er wordt wel eens gedacht dat het om Friesland gaat, maar dat is niet zo. De naam zal stammen uit de tijd dat Friesland en Noord-Holland nog niet gescheiden werden door de Zuiderzee.’

 

En de naam ‘WerkSaam’, waar komt die vandaan?

‘Die naam hebben we bedacht in mijn kwartiermakersperiode. Hij past bij ons: we doen het samen, het gaat over werk, en wat we doen is werkzaam. Want hoe je het ook wendt of keert: de structuur van werk is helend en geeft ritme, zingeving en invulling.’

 

Had u al ervaring in de SW toen u in 2014 kwartiermaker werd?

‘Niet zozeer in de SW, maar wel in het sociaal domein. In mijn functie daarvóór werkte ik bij het UWV als districtsmanager in Amsterdam voor de divisie sociaal-medische zaken. En dáárvoor was ik onder andere arbeidsdeskundige bij het UWV. In die rol had ik te maken met de Wsw, met indicaties en met het begeleiden van mensen. En als districtsmanager had ik veel contact met Pantar. Dus met de driehoek UWV-gemeenten-SW had ik toen ook al te maken.’

 

Wat boeit u in het sociaal domein?

‘Ik kom zelf uit een middenstandsgezin en ben dus redelijk commercieel ingesteld. Maar wat ik leuk vond toen ik als arbeidsdeskundige ging werken in het sociaal domein – ik heb op een gegeven moment ook de opleiding Maatschappelijk Werk erbij gedaan – is wat ik zelf altijd noem “het tripartiete systeem”. Je hebt te maken met de belangen van de burger, die in de basis het recht heeft op een uitkering. Zo’n uitkering bestaat uit belastinggeld dat goed besteed moet worden. Dus daar hoort ook de overheid bij, die de gelden beschikbaar stelt. En ook de ondernemers horen erbij, want zij betalen premies en belastingen en ook zij willen dat dat geld eerlijk verdeeld wordt. ‘Ik probeer dus altijd heel breed te kijken naar alle belangen in de samenleving. Er wordt vaak gedacht dat wat de overheid doet heel saai zou zijn, maar het is juist superdynamisch. Dat vind ik leuk.’

 

Waar komt dat imago van ‘saai’ vandaan, denkt u?

‘De overheid wordt toch altijd geassocieerd met ambtelijk, met ambtenaren en met uitvoeren. En natuurlijk voeren wij wetten uit, maar ik vind het wel een uitdaging om dat zo goed mogelijk te doen, om steeds te kijken naar waarom we doen wat we doen. Die wetten bieden de basis om ervoor te zorgen dat iedereen kan meedoen in de samenleving. Dat is mijn intrinsieke drijfveer. Ik vind het heel belangrijk dat alle mensen in dit land evenveel recht hebben om te kunnen meedoen in de samenleving. Als ik daar een steentje aan kan bijdragen, ben ik daar heel blij mee.’

 

Ik kreeg het idee om u te interviewen toen uw bedrijf in korte tijd tweemaal opdook in de media. Twee maanden geleden las ik het bericht dat Carola Schouten, de nieuwe minister van Armoedebeleid en Participatie, bij u een werkbezoek had afgelegd. En slechts een paar weken later las ik dat Reinier van Zutphen, de Nationale ombudsman, op bezoek was geweest. Zit er een idee achter die twee werkbezoeken?

‘Ach, een idee… Kijk, ik ben gewoon ongelofelijk trots op onze organisatie, onze medewerkers en alles wat we doen. Dat wil ik ook laten zien. In een aantal dingen zijn we ook echt koploper. ‘Toen ik Rutte IV op het bordes zag staan, besefte ik dat die ministers ingewerkt moeten worden. “Weet je wat?” dacht ik, “ik bel meteen het ministerie om te vragen of de minister bij ons ingewerkt kan worden.” Ik was de eerste die belde, dus toen was het zo geregeld. ‘De ombudsman hadden we al enkele jaren geleden uitgenodigd. De aanleiding daarvoor was een casus waar wij tegenaan liepen en die te maken heeft met terugvorderingen. WerkSaam moet regelmatig geld terugvorderen van cliënten, bijvoorbeeld als er te veel of onterecht bijstand is betaald. Een paar jaar geleden was er een wettelijke regeling die zei dat als mensen in de schuldsanering willen komen alle betrokken partijen het daarmee eens moeten zijn. Gemeenten mochten echter niet akkoord gaan met een kwijtschelding of schuldsanering als het ging om een schuld ten gevolge van fraude. Maar in de Participatiewet heette eigenlijk alles “fraude”, zelfs als er per ongeluk iets was misgegaan. ‘Stel je bijvoorbeeld voor dat je een alleenstaande moeder bent met een uitkering en een studerend kind dat ergens anders woont. Vanwege corona komt je kind opeens thuis wonen, om vereenzaming te voorkomen. Maar dat vergeet je als ouder te melden bij WerkSaam. Ik kan me dat heel goed voorstellen, want ik zou het als moeder ook volkomen logisch vinden dat mijn kind thuis komt wonen als hij of zij dreigt te vereenzamen. En dan zou ik er ook niet meteen bij stilstaan dat ik dat zou moeten melden. Maar als je dit verzuimt te melden, betekent het dat je niet voldoet aan je inlichtingenplicht – en in de Participatiewet heet dat fraude. ‘Wat wij voor elkaar wilden krijgen, is dat die omschrijving “fraude” uit de wet zou worden gehaald, zodat wij wel mogen bijdragen aan schuldsanering en zodat mensen ooit weer eens uit de schulden komen. Daarom hadden we de ombudsman uitgenodigd. Het lukte toen echter niet om het in zijn agenda te passen. Maar toevallig belde een van zijn medewerkers kort na de verkiezingen dat er ruimte was om alsnog op bezoek te komen. Wij zeiden meteen: “Laat maar komen.” Vandaar dat beide werkbezoeken kort na elkaar plaatsvonden.’

 

En wordt het fraudeprobleem nu ook aangepakt?

‘Dat was al opgelost, want de lobby was al langer gaande en er is inmiddels een mouw aan gepast in de wet. Wat wij echter ook kenbaar wilden maken bij zowel de ombudsman als de minister, is dat de Participatiewet nog meer regelingen kent die mensen niet helpen. Daarvan is het ministerie inmiddels goed doordrongen, dus er gaan nog meer veranderingen komen.’

 

Welke dan?

‘Een van de dingen die recent in het nieuws was, is de aanpassing van de kostendelersnorm voor jongeren tot 27 jaar. Dat sluit aan bij het voorbeeld dat ik noemde van de student die weer thuis komt wonen.’

 

Wat hebben de beide werkbezoeken uw bedrijf opgeleverd?

‘Wat ze opleveren, is nog meer onderlinge verbinding binnen ons bedrijf, want iedereen is natuurlijk hartstikke trots dat we kunnen laten zien wat we doen. Bovendien was het een leuk bezoek van de minister. Zij is een hele leuke vrouw, die zich a) goed had voorbereid en b) heel toegankelijk was voor onze medewerkers. Ze wilde ook veel medewerkers spreken, en dat is gelukt. Dat brengt een collectieve trots en bewustzijn van “Kijk, dat doen wij toch maar mooi.” Het geeft energie.’

 

Hoe gaat het met uw bedrijf? Hoe staan jullie ervoor, ook gezien de coronaperikelen van de afgelopen twee jaar?

‘Wij staan er wel goed voor, hoor. We hebben inderdaad net als ieder ander bedrijf heel veel te maken gehad met corona. Niet alleen als sociaal werkbedrijf, maar ook omdat we de uitvoering van de TOZO (Tijdelijke Ondersteuningsregeling voor Zelfstandige Ondernemers) deden namens onze zeven gemeenten. Dus we kregen een enorme bak werk op ons af. We hebben zesduizend aanvragen afgehandeld, terwijl zelfstandigen normaliter elk jaar zo’n vijftig à honderdvijftig aanvragen voor ondersteuning indienen. U snapt dat het een enorme uitdaging was. ‘Dit was overigens ook een van de redenen waarom de minister hier kwam kijken. We hebben met die afhandeling laten zien dat we echt ondernemend zijn. We zagen de TOZO aankomen en zeiden toen meteen: “Hier hebben wij extra medewerkers voor nodig. Als we die echter via uitzendbureaus inhuren, is dat heel kostbaar.” Vandaar dat wij in ons eigen cliëntenbestand van uitkeringsgerechtigden zijn gaan zoeken naar mensen – ook al zijn ze ouder of wat dan ook – die dankzij hun werkverleden cijfermatig enigszins onderlegd zijn, misschien wat administratieve ervaring hebben én over de juiste competenties beschikken? Die mensen gaan we dan zelf opleiden. Zo hebben we dertien mensen uit de bijstand gehaald, opgeleid en ingezet voor de TOZO-werkzaamheden.’

 

Dat was een mooi succes?

‘Ja, dat was een enorm succes. Het heeft in Binnenlands Bestuur gestaan en is ook bij het ministerie niet onopgemerkt gebleven. We hebben het dus supergoed gedaan. Het is ook gewoon zó leuk als je mensen die langs de zijlijn staan een kans kunt geven! We zoeken natuurlijk continu naar werkgevers die bereid zijn om deze mensen een kans te geven of mensen in dienst te nemen die net wat meer ondersteuning nodig hebben. Maar het is ook zaak om daarin zelf het goede voorbeeld te geven. We willen ook niets liever dan termen als “mensen met een arbeidsbeperking” achter ons laten en in plaats daarvan kijken naar “mensen met ongekende talenten”. Het vraagt extra aandacht, maar dan kun je die talenten echt wel naar boven laten komen.’

 

Bent u tevreden over de medewerking van de werkgevers die u noemt?

‘Ja hoor. We hebben een heel goede verbinding met het bedrijfsleven in de regio. Het leuke is dat het bedrijfsleven ons in 2020 nomineerde voor de NHN Business Award, een regionale onderscheiding voor midden-, klein- en grootbedrijven. Wij wonnen de eerste prijs in de categorie “grootbedrijven”. Dat geeft wel aan dat de regio ons ziet als medeondernemer – en niet alleen als overheid. We werden omschreven als “ondernemende overheid”. We leggen dus nadrukkelijk de verbinding met het bedrijfsleven in onze regio. Dat doen we niet alleen, maar samen met het Werkgeversservicepunt, waarin ook het UWV vertegenwoordigd is.’

 

Helpt de Participatiewet uw bedrijf of zit hij ook wel eens in de weg?

‘Beide. De basisgedachte van de wet is natuurlijk prima. Oorspronkelijk heette hij “Wet werken naar vermogen”. De kerngedachte is dat we onze samenleving zó moeten inrichten dat iedereen kan meedoen. Het idee was om 125.000 extra banen te creëren die ook toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. ‘De andere kant van de Participatiewet is dat hij ongelofelijk streng is. In deze wet zijn de bijstand, de Wajong en de Wsw op één hoop gegooid en daar is een basisuitkering voor gecreëerd. Een hele groep mensen die in het verleden bij de Wajong terechtkwam, werd het kind van de rekening. Er is ook geen nieuwe instroom meer in de Wsw, want die is gesloten, waardoor ook de infrastructuur die sociale werkbedrijven bieden ernstig gevaar loopt, omdat deze financiering aan het verdwijnen is. Dit is allemaal bekend bij het ministerie en ik heb er ook wel vertrouwen in dat er oplossingen komen. Het is inmiddels wel duidelijk waar de knelpunten van de Participatiewet zitten

 

U bent vol vertrouwen?

‘Ja, maar ik ben dan ook een heel positief ingesteld mens. Ik ben vol vertrouwen, maar we moeten wel continu aan de bel trekken en duidelijk maken dat een aantal dingen in de wet niet klopt.’

 

Is uw vertrouwen mede gebaseerd op het werkbezoek van minister Schouten?

‘Ja, absoluut. En op haar ambtelijke staf, die erbij was. Met deze ambtenaren hadden en hebben we veel contact. Hetzelfde geldt voor de staf van de Nationale ombudsman; er werden goede verbindingen gelegd. Dat komt doordat wij als uitvoerend sociaal ontwikkelbedrijf concrete voorbeelden kunnen laten zien van waar het schuurt in zo’n wet.’

 

Geef eens zo’n voorbeeld?

‘De kostendelersnorm is een heel duidelijk voorbeeld. Een ander voorbeeld is dat de bijstandsuitkering zó laag is dat mensen daar niet met goed fatsoen lang van kunnen leven. Als je drie jaar in de bijstand zit, heb je geen enkele buffer meer. Echt helemaal niets. In armoede leven brengt zoveel sociale last met zich mee, daar moet je als overheid iets aan doen.’

 

Dat besef is er bij die overheid?

‘Ja, dat besef is er echt wel, zowel ambtelijk als bij de minister. Het is alleen jammer dat het allemaal zo lang duurt voordat het beleid wordt, voordat het wet- en regelgeving wordt.’

 

Sterker nog, in het regeerakkoord wordt er weinig over gezegd.

‘Dat is niet helemaal waar, want er wordt wel het nodige gezegd over de Participatiewet en dat die goed bekeken moet worden. Er is ook een voorstel geweest – van de SP, volgens mij – om de sociale werkvoorziening definitief om te zetten in sociaal ontwikkelbedrijven en te zorgen dat de infrastructuur overeind blijft in elke regio, zodat er werkgelegenheid is voor de meest kwetsbare mensen.’

 

Dat voorstel van SP en CDA dateert van eind 2020, begin 2021.

‘Klopt.’

 

Maar goed, er komt dus actie, voorspelt u?

‘Ja, ik denk dat actie niet kan uitblijven.’

 

Even over uzelf. Wat is uw belangrijkste hobby buiten het werk?

‘Ik lees heel graag en ik heb kleinkinderen en vind het superleuk om op hen te passen. Ik kook en wandel ook heel graag. Dus ik kom mijn tijd wel door.’

 

En dan nu de voor veel directeuren lastigste vraag: vertel eens iets verrassends over uzelf?

‘Dat is zeker lastig! Ik zou het niet echt weten, ik ben redelijk voorspelbaar. Wat is verrassend over mij? De meeste mensen weten dat wel: ik ben een enorme optimist. Ik zie ook overal kansen. Waar anderen soms somberen over de toekomst, zie ik altijd mogelijkheden.’ Waar ziet u die op dit moment? ‘Ik zie heel veel kansen op het gebied van reshoring, dus het terughalen van werk uit verre landen.’ ‘Reshoring’! Die term heb ik al een tijdje niet meer gehoord in SW-land. Vertel! ‘Er is een aantal trends en ontwikkelingen die gunstig zijn voor reshoring. Denk aan corona, maar ook de langdurige blokkade van het Suezkanaal vanaf maart vorig jaar of een luchtruim dat opeens gesloten wordt. Het kan dus zomaar gebeuren dat je je bestelling niet krijgt. Dat is rampzalig voor ondernemers. Dan is er nog het klimaatprobleem en de CO2-uitstoot. Ook zijn de brandstofprijzen enorm hoog. Tot slot is heel belangrijk dat maatschappelijk verantwoord ondernemen ofwel sociaal ondernemen de norm begint te worden in ons land.’

 

Dat is echt een verandering?

‘Jazeker. En daar kunnen we als SW enorm van profiteren. Ik denk dat als er meer werk terugkomt van verre landen naar Nederland, we daarmee ook iets kunnen doen aan de enorme krapte op de arbeidsmarkt. Er staan in Nederland ruim één miljoen mensen aan de kant. In de vele vacatures die er zijn, wordt heel vaak een hoge opleiding en veel ervaring gevraagd. Maar ik denk dat we gebaat zijn bij veel meer werk voor mensen met een wat lagere opleiding. Alleen moeten we daarbij wel zorgen voor goede begeleiding, want dan kun je mensen verder gaan ontwikkelen. Daar zie ik echt kansen. Ik heb het dus over een echt inclusieve samenleving.’

 

Profiteert uw eigen bedrijf al van het fenomeen reshoring?

‘Ja. Eén voorbeeld. Wij hebben zelf in 2017 een naaiatelier opgezet. Het idee daarvoor ontstond toen ik las dat modeketen Claudia Sträter voornemens was om werk terug te halen uit Zuidoost-Azië. Ze wilden dat op een sociale manier doen en benaderden Cedris: “Is er wellicht een SW-bedrijf dat mode kan maken?” In eerste instantie zei Cedris dat die kwaliteiten niet aanwezig waren in SW-land, maar ik wilde daar best eens over in gesprek gaan. Ik stapte dus naar de directie van het bedrijf en stelde voor dat wij gewoon maar eens een begin zouden maken en dat we zouden kijken wat het opleverde. Ik wist dat zij onder andere sjaaltjes verkopen en daarin zitten rechte naden, dus die zouden we sowieso kunnen maken. ‘Vervolgens hebben we samen met Claudia Sträter een naaiatelier ingericht. En toen we eenmaal aan hun eisen voldeden, hebben ze dat breed gecommuniceerd. Daardoor kregen wij weer nieuwe klanten in ons atelier. Een ervan is een bedrijf dat bedrijfstextiel levert voor allerlei supermarkten en instellingen. Dat wordt allemaal in China geproduceerd, maar wij zijn nu serieus in gesprek om een constructie op te zetten die het mogelijk maakt om al dat werk in Nederland te doen.’

 

En dat allemaal dankzij uw eigen initiatief?!

‘Ja. En we zijn ook samen met Ontwikkelingsbedrijf Noord-Holland Noord en RPA (het Regionaal Platform Arbeidsmarktbeleid) onderdeel van een werkgroep die reshoring promoot. De eerste vijf bedrijven in Noord-Holland Noord die reshoring serieus willen overwegen, hebben wij een “reshoring-tool” aangeboden. Die is ontwikkeld door de Universiteit van Tilburg. Het kost wat geld om die uit te voeren, maar dat wordt door het Ontwikkelingsbedrijf gefinancierd. De tool helpt je te onderzoeken wat reshoring voor jou betekent wat betreft bijvoorbeeld invoerbelasting, brandstofkosten en allerlei andere onkosten. Vervolgens zet je die af tegen de personeelskosten in Nederland. En dan blijkt dat het verschil echt niet zo groot is.’

 

Als u zegt ‘Tilburg’, dan veronderstel ik zomaar dat prof. dr. Ton Wilthagen bij die tool betrokken is?

‘Klopt.’

 

Over hem gesproken: wat vindt u van zijn idee van de “parallelle arbeidsmarkt”? Ziet u dat zitten?

‘Ja en nee. Ton Wilthagen heeft het al over de parallelle arbeidsmarkt sinds de introductie van de Participatiewet. En ik snap dat ook, want die wet schreef voor dat we 125.000 extra banen zouden creëren. Dat was en is dus overheidsbeleid. Daar heeft Wilthagen de parallelle arbeidsmarkt aan gekoppeld. Wat hij zegt, is: “Die banen creëren is niet zo moeilijk, want dat werk is er gewoon.” ‘Wat ik niet zo fijn vind aan de parallelle arbeidsmarkt, is dat ik de term stigmatiserend vind: “We hebben banen gemaakt en dat noemen we parallelle arbeidsmarkt. Dus je doet wel mee, maar parallel aan de gewone mensen.” Die associatie roept het bij mij op. Wilthagen heeft gelijk als hij wijst op al die banen die we kunnen en moeten creëren en ik vind dat hij dat supergoed doet. Maar ik zou zeggen: het gaat om werk dat gewoon nodig is.’

 

U zou van de term ‘parallelle arbeidsmarkt’ af willen?

‘Ja. Het zijn gewoon banen, het is gewoon dienstverlening. Er zijn ongelofelijk veel beroepen die je kunt creëren als dienstverlening. Als ik kijk naar al die tweeverdieners met jonge kinderen en een drukke baan: ik had vroeger nooit een hulp in de huishouding, jongeren hebben dat nu wel. Of ze doen hun wasgoed de deur uit. En zo zijn er zoveel dingen te bedenken die als vorm van dienstverlening kunnen gelden en die werk genereren.’

 

Hoe komt het dat u zo’n optimist bent? Hebt u daarvoor een verklaring?

‘Het zal zeker met opvoeding te maken hebben. Mijn ouders hebben behoorlijk geleden in de Tweede Wereldoorlog en hebben ons opgevoed met het idee: “Moet je kijken wat je allemaal hebt.” Ik ben dus opgegroeid met dat je beseft wat je hebt en dat je daar blij mee bent. Dan zie je vanzelf ook méér kansen, denk ik. Ik vind het eigenlijk normaal om optimistisch te zijn.’

 

Dat is het niet voor iedereen, hoor.

‘Nee, dat merk ik ook wel in mijn omgeving. Maar ik zie ook dat mijn houding anderen inspireert. Als je steeds maar weer kansen ziet, zien anderen ze ook wel. Ze gaan daarin met me mee.’

 

Claudia Sträter is een voorbeeld van een kans die u zag?

‘Inderdaad, ja. Dat is een mooi voorbeeld geweest van een potentiële klant benaderen van wie je in eerste instantie misschien denkt: “Die gaat nooit met mij samenwerken.” Of: “Dat is veel te hoog gegrepen.” Maar ik keek vooral naar wat voor soort werk ik wilde voor onze mensen. En ik wilde heel graag een naaiatelier omdat we in die tijd heel veel vluchtelingen kregen uit Syrië. Daar zaten veel mensen bij die ofwel het kleermakersvak beheersten ofwel die door alle drama’s die ze hadden meegemaakt een sterke behoefte hadden aan werk dat je in alle rust kunt uitvoeren. Dingen met repeterende handelingen, zoals een naaiatelier, werken helend. ‘Je moet dus steeds kijken welke mensen je in huis hebt en welke werksoort bij hen past. Een klassiek SW-bedrijf dat alleen verpakken, groen en schoonmaak heeft, is te weinig. Ik wil dat niet onderwaarderen of bagatelliseren, want voor heel veel mensen is dat supergoed. Maar vergis je niet: ook als je een beperking hebt, wil en kun je jezelf verder ontwikkelen. Het is niet zo dat als jij van de praktijkschool komt en iemand vertelt je wat je IQ is en dit zijn je vaardigheden en dit kun je dus doen, dat je dat tot je 67ste wilt blijven doen. Dus moeten wij ook zorgen voor diversiteit aan werk. En dus moet ook het bedrijfsleven zichzelf zo inrichten dat ook zij bepaalde werkzaamheden kunnen bieden aan deze doelgroep. Dan krijg je ook diversiteit in je bedrijf en wordt het alleen maar leuker, denk ik.’

 

Tot slot. Naast wie zou u graag willen zitten tijdens een lange treinreis en waarom?

‘Naast een filosoof. Stine Jensen bijvoorbeeld. Ik denk dat er in mij ook wel een kleine filosoof schuilt. Ik vraag me namelijk altijd af waarom we dingen doen zoals we ze doen. En ik wil altijd weten wat de meerwaarde is van dingen. En kan het ook anders? Ik heb altijd bewondering voor filosofen, want dat zijn mensen die daarvoor geleerd hebben. Zij leren de zijn-vragen te stellen, hun oordeel uit te stellen en steeds maar weer dóór te vragen. Ik zie om me heen dat heel veel mensen een oordeel hebben. Ze hebben een oordeel over mensen met een beperking, over uitkeringsgerechtigden. Wat zou het toch fijn zijn als het je gewoonte is om je oordeel uit te stellen.’

 

Stine Jensen pleit daar ook voor?

‘Zij is een filosoof die heel actueel en toegankelijk is. Ik denk dat het filosofisch gedachtegoed bij een veel breder publiek onder de aandacht mag worden gebracht. Kijk maar naar de politieke ontwikkelingen: er is een draai gaande richting populistische partijen. En wat ik vooral zie, is dat al die partijen gestoeld zijn op mensen die een oordeel hebben over bevolkingsgroepen of over andere dingen, zonder dat ze naar het waarom hebben gevraagd. Ik ben een positief mens, maar mijn grote zorg voor de toekomst is dat mensen te snel oordelen over anderen zonder alles te weten. Dus vraag dóór, stel je oordeel uit, en kom eens kijken bij WerkSaam Westfriesland hoe leuk het is met mensen van divers pluimage om te gaan en hoeveel wijsheid zij hebben, juist de mensen met een vorm van een beperking.’

 

Bron: Stan Verhaag, SW-Journaal, het vakblad voor sociale werkgelegenheid en re-integratie – uitgave april 2022

Foto Marjolijn op de cover van het SW-Journaal
Wilt u teruggebeld worden?
Vul uw gegevens in en u wordt zo snel mogelijk teruggebeld.